‘Er zijn allerlei mogelijkheden, mevrouw. Uw kind hoeft echt niet naar speciaal onderwijs.’
De leerkracht voert een adviesgesprek met de ouders van Thalia. Thalia staat op het punt over te gaan van groep 8 naar voortgezet onderwijs. ‘We willen u echt wijzen op het inclusieve karakter van het voortgezet onderwijs in ons samenwerkingsverband. In verband met de integratie van de mens met een zorgbehoefte in regulier onderwijs.’ Moeder knikt begrijpend en vader gromt in zijn baard. Zo horen ze het graag. Hun Thalia is gewoon Thalia en niet een meisje met autisme, Asperger, met een iets verwaarloosde ADHD, waardoor CD of ODD dreigt, zoals in het psychiatrisch rapport staat beschreven. Thalia is geen labeltje! Bovendien is ze behoorlijk begaafd en zal zeker VWO aankunnen. Zo’n kind stuur je niet naar een plek buiten de maatschappij.
De leerkracht gaat door. ‘Allerlei mogelijkheden dus. We hebben een school met een aparte hoogbegaafdheidsklas, de ‘meerklas’ noemen we die. Maar uiteraard kunt u ook kiezen voor de scholengemeenschap waar men aparte groepen heeft voor leerlingen die af en toe even extra aandacht nodig hebben. Maar met bewegingsonderwijs en muziek doen ze gewoon met de normale leerlingen mee hoor.
Of misschien de ADHD-groep op de reguliere havo, maar ja, misschien kan ze wel een hoger niveau aan. Of uiteraard de autistengroep, waar ze werken met schotjes langs de tafels van de leerlingen, in verband met de nodige rust en om te vermijden dat Thalia wordt afgeleid. Ik kan me ook voorstellen dat u Thalia het liefste aanmeldt bij het Eerste Krommenie College. Daar leveren ze echt maatwerk en gepersonaliseerd leren, met laptops en zo. Maar dat is alleen in twee groepen hoor, voor kinderen die dat aankunnen. Een speciale leraar loopt langs om leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte te ondersteunen en indien nodig even apart zet in een rustkamertje. Maatwerk.
Tenslotte mag ik ook vermelden dat we een Da Vinci afdeling hebben. We werken daar niet met methoden, want we gaan hier uit van wat de leerling echt wél kan in plaats van dat we uitgaan van hun handicap. Tja, u ziet dat we diverse mogelijkheden hebben om inclusie-onderwijs mogelijk maken. Onderwijs, toegesneden op de leerling. En ze hebben toch leerlingen waar niets mee is om zich heen.
Moeder duizelt het. Vader denkt na. Er komt een vraag: ‘Maar eh… heeft u ook een school waar ze heel goede leraren hebben, juf? Een, laat ik zeggen, gewone school. Waar de leraren allemaal Thalia graag in de klas willen hebben. Iets eh…zonder aparte klasjes?’
‘Tja, dat hebben we wel, een gewone school, meneer. Maar is dat nou wel verstandig? Dat is namelijk speciaal onderwijs en dan wordt Thalia toch apart gezet. We hebben een dekkend netwerk hoor!’
Lisette